Architectuur van de uitgestelde verwachting
Hettie Peterse is architectuurhistorica en dochter van de architect Jan Peterse (1927-2021). Hij bouwde in 1968 zijn eigen woonhuis in Oss in de stijl van de Bossche School. Zij was 11 jaar toen ze er kwam wonen, samen met haar ouders en haar twee jongere broers. Als 18-jarige ging zij kunstgeschiedenis studeren in Nijmegen, waar zij 25 jaar met haar man en twee kinderen is blijven wonen. Speciaal uit liefde en vanwege de zorg voor het ouderlijk huis is zij met haar gezin in 2001 terug gekomen naar Oss.
‘Mijn ouders gingen verhuizen in 2001; ze gingen naar een appartement. Mijn vader vond dit heel erg, maar voor mijn moeder werden het huis en de tuin te bewerkelijk. Waarom mijn man en ik het toen hebben gekocht? Vanwege het idee dat wij hier anders nooit meer zouden kunnen komen! Het was toch het familiehuis. En tot op het laatst kon ook mijn vader hier blijven komen vanuit zijn appartement. Tot zijn 94ste kwam hij hier eten, bij mij. Hij zat vaak aan het hoofd van de tafel en dan kon hij zo de ruimte in kijken.’
De echte kernwaarde van het huis is de ruimtelijkheid
‘Het is een fijn huis, een werkhuis en ook een feesthuis: een huis dat vol moest zijn, gezellig: zo is het bedoeld. Maar de echte kernwaarde van het huis vind ik de ruimtelijkheid. De begane grond is een open ruimte die door de kolomstelling, de trap en de houten wanden toch gedifferentieerd is. Je overziet niet direct alles als je binnen komt. Er zijn spannende doorkijken, je blik wordt gestuurd, vanuit het donker naar het licht geleid. Binnenkomend door de voordeur kom je eerst langs een brede pijler en dan pas overzie je de ruimte daarachter. Die is zonder afscheidingen, zonder deuren; alleen daar zie je een strategisch geplaatste wand. Het is met recht architectuur van de uitgestelde verwachting.’
In Nijmegen heb ik alles aan de straat gezet
‘In Nijmegen heb ik bij de verhuizing al onze meubels weggegeven of aan de straat gezet. Want toen we hier kwamen wonen was alles blijven staan: de tafels die mijn vader had ontworpen en de Carimate stoelen van ontwerper Vico Magistretti, de bankjes van Dom Hans van der Laan, mijn vaders leermeester, en de kasten van hem die mijn vader later in licentie liet maken door een timmerman.
Het zijn een hoge kast, twee boekenkasten en een buffet. Ik heb hier nog de tekening van de kast met de glimmend koperen nagels. De nagels zijn deels constructief en deels decoratief. Dom van der Laan ontwierp deze kast voor het benedictijner klooster in Vaals. Je kunt die meubels herkennen aan de planken met koperen nagels, de schuin weglopende poten en zijkanten. Kijk, het buffet en de kast lijken op dit bankje, maar dan op zijn kant gezet. Wij gebruikten die bankjes trouwens als nachtkastje en toen we gingen studeren kregen de kinderen allemaal zo’n Bossche Schoolbankje mee voor op onze studentenkamer: dat vond mijn vader belangrijk. Maar dat bankje, daar zit ik zelden op. Ik zit liever hier aan tafel met uitzicht via de diagonale zichtlijn op de hal, waar mijn computer staat, of andersom.’
Iedereen in huis moest creatief bezig zijn
‘Ja, mijn blik op het huis als bewoner en als architectuurhistorica valt inderdaad gedeeltelijk samen. Mijn vader heeft mij enorm geïnspireerd in mijn liefde voor architectuur. We hebben als kinderen de voortgang van het ontwerp van het huis van heel dichtbij meegemaakt, want papa liet ons bij het hele ontwerpproces meekijken. Toen we jong waren gingen we altijd op vakantie naar Frankrijk, waar we vooral Romaanse kerken bezochten. Daar wilde ik eerst op afstuderen: middeleeuwse architectuur. Uiteindelijk koos ik toch voor de architectuur van de 19de en 20ste eeuw. Op zondag gingen we met het gezin vaak naar historische stadjes of we gingen pas gerealiseerde projecten van collega-architecten bekijken. En dan gingen we daarna ergens eten. Dat was geweldig!’
‘Dit is een foto van mijn vader toen hij werd geïnterviewd door de Leuvense hoogleraar Caroline Voet. Zij schreef samen met Hans van der Laan het boek: A house to live with, 16 variations by Dom Hans van der Laan and his companions. De titel van het hoofdstuk over mijn huis is treffend: The Elemental House around the Table. De grote tafel is een centraal punt in het huis. De open leefruimte beneden is de belangrijkste ruimte in het huis. Er staan twee tafels: een kleinere – de dagelijkse eettafel – en een grote, waaraan we de krant lazen en waaraan we zaten met bezoek. Er staat namelijk geen bank beneden en ook geen fauteuils. Zitten is een werkwoord, zei mijn vader in navolging van Rietveld. Alleen boven was een zitje op de overloop. Daar stond ook de tv en de tekentafel van de kinderen. Iedereen in huis moest creatief bezig kunnen zijn.’
Het was hier altijd open huis
‘Mijn vader was niet praktiserend katholiek zoals veel Bossche Schoolarchitecten dat wel waren. Hij was maatschappelijk betrokken, een idealist, onconventioneel en wars van alle dogmatiek. Hij had een open instelling ten opzichte van het leven, waarin hij contacten tussen mensen het belangrijkst vond. Samen met elkaar rondom de tafel zitten, waarbij de inbreng van oud en jong voor hem van even groot belang was.’
‘Het was hier altijd open huis. In de schoolpauzes kwam ik hier met klasgenoten en mijn kinderen deden dat later ook. Later kwamen ook mijn studievrienden hier in het weekend en dan werd er volop gediscussieerd. Mijn vader zat er dan vaak bij, wat iedereen leuk vond. En kijk, hier onder de trap was de kinderkapstok. Daar kon je leuk verstoppertje spelen toen ik klein was. En wij renden als kinderen altijd achter elkaar aan rondom de trap en de beide tafels. Maar we mochten niet op sokken lopen, want dan kwamen er gaten in. De vloer beneden is een gewassen grindvloer, een terrazzo vloer voorzien van fijne kiezels die niet is gepolijst, zoals in veel Bossche School gebouwen.’
‘Onze moeder was onderwijzeres, maar in 1956 moest je als vrouw nog verplicht stoppen met werken als je ging trouwen. Ze had een voorliefde voor de Nederlandse taal, vooral voor gedichten. Mijn ouders hebben elkaar ontmoet op het woonwagenkamp in Oss, waar mijn moeder onderwijzeres was en mijn vader vrijwilliger en later ook de architect van het grote regionale kamp met kapel, school en andere gemeenschappelijke voorzieningen. Later ging mijn moeder werken als bibliothecaresse. Hele generaties middelbare scholieren kwamen bij haar hun boekenlijsten samenstellen. Ze keek al onze werkstukken en scripties na. En ze hield van klassieke muziek: ze was koordirigent en zong zelf ook. Mijn ouders waren sociaalvoelend, creatief, modern en geëmancipeerd.’
Een architectuur van muren met gaten erin
‘Wat er veranderd is ten opzichte van het oorspronkelijke ontwerp? Het dak is onlangs voor de tweede maal vernieuwd: er is een modern isolatiepakket op gekomen. Door de opstaande betonnen rand zie je dat niet. En ik heb het asbesthoudende golfplaten afdak op de galerij laten vervangen door golfplaat zonder asbest. Verder heb ik de badkamer en de keuken vernieuwd.’
‘Mijn vader heeft al rond 1996 dubbel glas laten aanbrengen, omdat hij duurzaamheid belangrijk vond. Het heeft destijds tot een halvering van de stookkosten geleid. De originele, stalen profielen werden gedeeltelijk vervangen door aluminium. Ik vond dat toen heel jammer, maar de smallere renovatieprofielen van aluminium waren toen nog niet op de markt. Toch kan ik er wel enigszins mee leven, omdat de slanke profilering van de stalen ramen in dit type architectuur van minder belang is dan bijvoorbeeld bij functionalistische gebouwen. Daar zijn doorlopende vensterstroken bedoeld voor het bereiken van optimale transparantie. De Bossche School architectuur is een architectuur van muren met gaten erin, waarin de muurdikte een belangrijke rol speelt, vandaar ook dat de ramen diep in de gevel zijn geplaatst.’
Een ensemble van sobere ruimten, harmonieuze verhoudingen en bonte grijzen
‘Ik zou het fijn vinden als het huis ook in de toekomst behouden zou blijven met alle originele onderdelen die erbij horen, zoals de meubelen van Dom van der Laan, Jan Peterse zelf en anderen, die altijd in het huis hebben gestaan: ze horen bij het huis. Het huis is een gemeentelijk monument, dus enige garantie is er wel.’
‘Het huis is ondanks veranderingen die mijn vader zelf liet uitvoeren, zoals de extra ramen en het lichtgrijs sausen van de MBI betonstenen, gaaf bewaard gebleven. Het is een fraai ensemble van Bossche School architectuur met een bijbehorende tuin die later op verzoek van mijn vader door tuinarchitect Pieter Buys is veranderd. Van de buitenlampen van Gunnar Asplund is er helaas een gesneuveld. Mijn vader gaf deze altijd cadeau aan particuliere opdrachtgevers bij de oplevering van hun nieuwe huis. Ook de blauw-groene en grijs-bruine kleuren van de houten wanden, vloeren en plafonds bleven intact. Het zijn de typerende ‘bonte grijzen’ van kunstschilder Wim van Hooff, die veel gebouwen van de Bossche School van kleur heeft voorzien.’
Bekijk het Huizenportret: klik hier!
Tekst: Barbara Laan
Foto’s: Bert Muller
Copyright: SHI/BMbeeld 2025