In de tweede grote, naoorlogse uitbreidingswijk van Delft – Buitenhof – ligt een uniek experimenteel woningencomplex. Het bestaat uit acht, zogenaamde Diagoonwoningen, ontworpen door de architect Herman Herzberger (1932 – heden). Hij behoort tot de bekendste Nederlandse vertegenwoordigers van het structuralisme. De ontwerpen van structuralisten als Aldo van Eyck (Burgerweeshuis Amsterdam), Piet Blom (Kubuswoningen Rotterdam) en Herman Herzberger waren bedoeld om beter aan te sluiten bij de menselijke maat en wilden de sociale verbanden tussen mensen entameren en faciliteren.
Internationaal gewaardeerde projecten van de architect van de Diagoonwoningen zijn de Montessorischool in Delft, het kantoor voor Centraal Beheer in Apeldoorn en het Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht (in 2013 gesloopt behalve de grote zaal). De woning op nummer 32 aan de Gebbenlaan toont nog in grote lijnen de uitgangspositie die bewoners naar eigen inzicht kunnen aanpassen.
De opdrachtgever van de woningen was de Stichting Experimentele Woningbouw, een initiatief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, om een alternatief te bieden voor de grootschalige woningbouwprojecten met veel hoogbouw uit de wederopbouwperiode, na de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog. Het complex kan worden gezien als een kritische reactie op de conventionele, gestandaardiseerde woningplattegronden van de volkswoningbouw uit die tijd.
Het ontwerp uit de jaren 1967-1969 was aanvankelijk bedoeld voor de gemeente Vaassen in Gelderland, maar werd daar uit kostenoverwegingen gestaakt. De woningen werden gerealiseerd in Delft in de periode 1970-1971.
Na de oplevering werd nummer 32 door de eerste eigenaar bewoond tot 2011. Na een periode van leegstand werd het huis in 2015 verkocht aan de huidige eigenaar, zelf architect. Hij onderkende de kwaliteiten van het huis, heeft het zorgvuldig hersteld en verduurzaamd en geeft bovendien rondleidingen in het huis dat hij nog steeds bewoont.
Het idee zoals Hertzberger dat destijds verwoordde was: ‘Huis = Karkas + Invulling’. De Diagoonwoningen zijn huizen die casco zijn opgeleverd met verschillende indelings- en uitbreidingsmogelijkheden voor de bewoners om zelf te realiseren, al naar gelang de eigen veranderende wensen. De verschillende woonfuncties zijn niet bij voorbaat al vastgelegd in de diverse ruimten. Bewoners kunnen zelf bepalen waar en op welk vloerniveau ze willen eten, slapen, werken dan wel spelen of ontspannen. Alleen het koken en baden is tijdens de bouw al vastgelegd, maar zou eventueel nog steeds van plek kunnen wisselen. Ook kunnen de bewoners de woning in de tijd weer uitbreiden of aanpassen als bij voorbeeld de gezinssamenstelling verandert. Deze flexibiliteit was en is voor het segment van de middenstandswoning heel vernieuwend.
De functionele flexibiliteit van het ontwerp is een van de kenmerken van het experiment. Een ander niet traditioneel aspect van deze woningen is de ruimtelijke organisatie die een nieuwe, meer op elkaar gerichte manier van leven faciliteert.
Het gebouw is niet, zoals gebruikelijk was, ontworpen op basis van standaard plattegronden, doorsneden van het gebouw en opstanden van de gevels. De architect heeft daarentegen de ruimte ontworpen volgens de minder toegepaste ideeën van het ‘Raumplan’ of ‘Plan Libre’. Daarbij worden ruimtelijke entiteiten bedacht die op verschillende vloerniveaus liggen, maar wel (grotendeels) in open verbinding staan met elkaar, zoals in het werk van de Oostenrijks-Tsjechische architect Adolf Loos of de Frans-Zwitserse architect Le Corbusier. Zo maakte Herzberger zijn ruimtekunstwerk met diagonale zichtlijnen tussen de ruimten; vandaar de naam: Diagoonwoning.
De Diagoonwoning wordt gekenmerkt door een constellatie van halve verdiepingen (splitlevels), gerangschikt rondom een centrale vide, die van bovenaf wordt verlicht. De ruimten rondom de vide zijn met elkaar verbonden door halve trappen. In de uitgangspositie is het huis één continue ruimte zonder scheidingsmuren en deuren. Daardoor ontstaan zichtlijnen naar ruimten die hoger en lager zijn gelegen, soms deels onderbroken door balustraden en soms gekoppeld aan berg- en zitplaatsen. De diagonale verbindingen zijn visueel, maar maken het ook mogelijk dat je elkaar kan horen en spreken in het huis.
De opeenvolging van smal en donker naar ruim en licht, is een belangrijk onderdeel van de afwisselende ervaring in de opeenvolging van ruimten.
De begane grond bestaat uit een garage, studio, werkplaats of praktijkruimte, een open portiek met de entree, waarin een deur bestaande uit twee delen i.v.m. het gebruiksgemak van ‘even het bovenste deel openen voor een gesprek’. Dit is een door de structuralisten zogenoemde ‘tussenruimte’ en biedt de mogelijkheid om het huis uit te breiden met een hal.
Een smalle gang en een trapje met toegang tot de wc leidt naar het 1ste niveau waar zich de vide bevindt met aangrenzend de keuken en de leefruimte met de open tussenruimte die toegang geeft tot de tuin en ook weer bij de leefruimte betrokken kan worden als uitbreiding. Een halve trap leidt naar het 2de leefniveau. Het 3de leefniveau, waar zich ook de badkamer bevindt, biedt via een ‘ophaalbrug’ toegang tot het dakterras op niveau 4 en via een scheepsladder toegang tot de torenkamer op niveau 5.
De woningen zijn gebouwd met spouwmuren van zogenaamde B2-betonblokken, een innovatief bouwmateriaal dat werd ontwikkeld door Bredero’s Bouwbedrijf om sneller en goedkoper te kunnen bouwen. Deze holle betonblokken zijn relatief licht in gewicht en geschikt voor binnen en buitenmuren. De balken en vloeren in het huis zijn van gewapend beton.
Bredero’s Bouwbedrijf leverde op het moment van de bouw niet alle gewenste formaten; dat maakte dat ter hoogte van de vloeren een ‘speklaag’ van betonstenen van MBI De Steenmeesters zijn toegepast met afwijkende kleur en textuur. In latere uitbreidingen leverde Bredero dit formaat wel.
De B2-blokken door Adriaan Bredero bewezen grote diensten in de volkswoningbouw, maar het materiaal werd ook toegepast voor vakantiewoningen en in de particuliere woningmarkt.
Artikel over B2-blokken: Klik hier!
Het casco werd bewust opgeleverd zonder afwerking van stucwerk of binnen schilderwerk. Het ‘schoon metselwerk’ van de B2-blokken is aan de interieurzijde slordig uitgevoerd, omdat de aannemer verwachtte dat de eigenaren het ‘saaie’ uiterlijk toch wel zouden wegwerken, wat ook in veel gevallen is gebeurd. Zowel de bouwwereld als de gemiddelde consument was in die zin nog traditioneel ingesteld. In de woning op nummer 32 zijn de blokken nog allemaal in het zicht. De in het werk gestorte vloeren zijn aan de plafondkant door alle eerste bewoners wit geschilderd evenals de constructief over gedimensioneerde balken. De textuur van het grove beton en de variatie in matte grijstinten geeft een heel eigen, robuuste, maar levendige karakteristiek aan de woning.
Stedenbouwkundig is het complex interessant omdat de schakeling van de acht huizen variatie brengt in het stedelijk weefsel. Het blokje van acht woningen is een stedenbouwkundig element uit het oorspronkelijke plan voor Vaassen, en bestaat uit een schakeling van twee clusters van drie en vijf woningen die ten opzichte van elkaar versprongen zijn. De oriëntatie van beide clusters op de omgeving is gespiegeld en daardoor verschillend: de hoofdingangen bevinden zich respectievelijk aan de oostkant en de westkant. Dit heeft als consequentie dat de voorzijde van het ene blokje zich bijna parallel bevindt aan de voorzijde van het andere blokje. Als repeteerbaar stedenbouwkundig element is zo een gevarieerde openbare ruimte te maken die net als de woningen ruimte biedt voor toe-eigening en eigen invulling. In Delft is dit niet echt zichtbaar door het ontbreken van een tegenoverliggend blokje woningen.
Tussen deze twee clusters in bevond zich oorspronkelijk een open onderdoorgang. De bedoeling daarvan was dat bewoners dan niet om het hele blok heen hoefden te lopen om elkaar te kunnen ontmoeten. Bovendien grensden aan deze doorgang een tweetal ruimten voor gemeenschappelijk gebruik, zoals een ruimte om gedeelde wasmachines te plaatsen en een ruimte om met elkaar samen te komen. De stoeptegels zijn nog herkenbaar in de inmiddels dichtgezette passage: door de overlast van hangjongeren uit de wijk is de onderdoorgang later dichtgemaakt.
Verder is het traditionele onderscheid tussen een representatieve voorgevel aan de openbare weg en een naar de privétuin gerichte achterzijde hier niet als zodanig herkenbaar in de aanleg. Ook in dat opzicht is er sprake van democratisering. De openbare ruimte rondom de blokken heeft het karakter van intieme pleintjes omdat de Gebbenlaan hier dood loopt. De relatie tot de openbare ruimte is aan iedere bewoner zelf en in gemeenschappelijkheid in te vullen.
De Diagoonwoningen zijn een soort ruimtelijke puzzels waarbij bewoners actief worden uitgenodigd om hun huis zelf verder vorm te geven. Dat blijkt onder meer uit de aanpasbare raampartijen en de evolutie van de vide met balustrades en kasten.
De raampartijen zorgen voor licht en uitzicht. Ze beslaan de hele hoogte van vloer tot plafond in voor- en achtergevel en hebben een vaste stijl- en regelindeling die door de bewoners vrij ingevuld kan worden met glas, panelen, draaiende of klappende delen; ze laten bewoners spelen met openheid en privacy. Bij de Diagoonwoning op nummer 32 zijn op niveau 3 de onderste openingen deels ingevuld met panelen bij wijze van lambrisering (slaapfunctie). Dit laat zien hoe bewoners hun woning aanpassen aan hun leefbehoeften, subtiel, maar veelzeggend.
Rondom de vide is een balustrade aangebracht met op sommige plaatsen geïntegreerde lage kasten; een plaats om boeken op te bergen, tijdschriften neer te leggen en (kunst)voorwerpen neer te zetten, maar soms ook veranderd ten behoeve van andere functies. De kasten waren oorspronkelijk gemaakt van onafgewerkt spaanplaat, dat zwart was geverfd, eenvoudig gedetailleerd en gemakkelijk te maken. In latere renovaties hebben sommige bewoners het vervangen door MDF, zo ook bij nummer 32. Dit is een mooi voorbeeld van hoe bewoners de originele opzet respecteren maar aanpassen aan eigentijdse materialen of esthetiek.
De metalen ophaalbrug in de Diagoonwoningen in Delft is een uniek en functioneel architectonisch element dat de verbinding vormt tussen de vide en het dakterras. Dit onderdeel is een van de meest kenmerkende en speelse aspecten in het ontwerp van Hertzberger, en draagt bij aan de dynamische en flexibele woonervaring die deze woningen te bieden hebben, maar is slechts nog in twee woningen aanwezig waaronder nummer 32.
De ophaalbrug is vervaardigd uit stalen buizen en geperforeerd staalplaat. De brug is aan één zijde verankerd aan de vide, terwijl de andere zijde vrij kan bewegen en omhoog of omlaag kan klappen. De brug versterkt de diagonale zichtlijnen en de openheid van de woning. Bewoners kunnen de brug omhoog klappen om de vide volledig open te houden, of naar beneden laten om toegang tot het dakterras te krijgen. Op Gebbenlaan 32 is de brug nog volledig functioneel en te bezichtigen in zijn oorspronkelijke staat en kleur ‘Hertzberger paars’.
Interview met de eigenaar: klik hier!
Tekst: Barbara Laan
Foto’s: Bert Muller en Jan Bartelsman (interieur)
Copyright: SHI/BMbeeld 2025 en Jan Bartelsman
Bronnen
R. von der Nahmer, Ruimte voor wonen. De experimentele Diagoonwoningen van Herman Hertzberger/ Space for living. The experimental Diagoon Houses of Herman Hertzberger, Delft 2021
R. Mc Carter, Herman Hertzberger, Rotterdam 2015