Abe Bonnema (1926-2001) ontwierp vijf jaar na zijn afstuderen aan de Technische Hogeschool in Delft zijn eigen woonhuis, waar hij tot 1973 alleen woonde en waar hij de eerste tien jaar ook zijn architectenbureau vestigde. Het werd zijn visitekaartje en groeide uit tot een icoon van het modernistisch, functionalistisch wonen uit de naoorlogse periode.
Het huis is zo ontworpen dat het eenvoudig aan een nieuwe functie kon worden aangepast. In 1973 kwam zijn partner, Marcella Kok, definitief bij hem wonen op de Rijksstraatweg 24 in Hardegarijp. Het bureau verhuisde naar een oud pand verderop aan dezelfde weg: de villa Nova.
Bonnema werkte zijn hele leven vanuit Friesland en maakte naam met grote projecten in heel Nederland. Voorbeelden van zijn werk zijn het Girokantoor (1966-1971) en de Gemeentelijke Sociale Dienst in Leeuwarden (1971-1975), de houtskeletbouw woningbouw experimenten in Alkmaar (prijsvraag 1976, uitvoering 1977-1979) en de glazen torens van Nationale Nederlanden bij het Centraal Station in Rotterdam (1986-1992).
Zijn vader, timmerman en leraar bouwkunde aan de HTS in Leeuwarden, leerde hem kijken naar de logische constructie van oude gebouwen; door hem kreeg hij waardering voor historische houtskeletbouw. De colleges van hoogleraar en architect J.H. van den Broek, warm pleitbezorger van de functionalistische architectuur, hebben hem als architect gevormd. Internationaal liet hij zich inspireren door de eenvoud en maatverhoudingen in het werk van ontwerpers zoals Alvar Aalto, Ludwig Mies von der Rohe, Charles en Ray Eames en Le Corbusier. Zelf was hij een functionalist in de zin dat hij functioneel wilde bouwen, maar zonder dogmatiek.
Woonhuis en architectenbureau Bonnema heeft de vorm van een rechthoekige doos van twee bouwlagen die aan de noordzijde met de kopse kant naar de Rijksstraatweg ligt. Aan de westkant grenst de bouwkavel aan een smalle weg met daarnaast een groenstrook. Het huis is omgeven door een grote tuin, ontworpen door Mien Ruys, met wie Bonnema zijn hele leven zou blijven samen werken. Aan de noord- en westkant volgde zij de strakke belijning van het huis met rechte paden en hagen; de oost- en zuidkant kregen een natuurlijker en wilder karakter met grote en kleinere, deels bestaande, bomen (kastanje, esdoorn, eik). Hier overheersen gebogen paden. Aan de oostzijde loopt een slingerpad via het bosachtige deel met halfschaduwbeplanting naar de hoofdingang in de langgerekte gevel.
Deze karakteristiek sluit aan bij de uitstraling van het huis. De gevels combineren ‘natuurlijk’ materiaal (een gevelbekleding van grijs verweerde planken Californian redwood) met ‘industrieel’ materiaal (grote Thermopane glasvlakken en glasstroken in zwarte, stalen kozijnen).
De gevels hebben alleen een beschermende en isolerende functie; ze bestaan uit dubbel glas en dubbelzijdig redwood met daartussen warmte en geluidsisolatie. Ze staan los van de constructie van het huis. Deze bestaat uit drie rijen van zeven vrijstaande, stalen H-kolommen. De portaalspanten staan op een betonnen fundering en dragen de betonnen verdiepingsvloer. Op de verdieping draagt eenzelfde spantconstructie het platte dak. Daarbinnen zette Bonnema een losse kern van rode baksteen over de volle hoogte van het huis, om te zorgen voor de stevigheid van de constructie. De niet-dragende tussenwanden verdelen de ruimte in kleinere eenheden waarin de verschillende woon- en kantoorfuncties flexibel konden worden ondergebracht. Door het splitsen van constructie en inbouw zijn de bouwlagen vrij indeelbaar.
De horizontale lijn overheerst in de gevelgeleding door de richting van de beplanking en de doorlopende, transparante glasstroken. De strookvensters benadrukken het zwevende effect van de verdiepingsvloer en het dak. Dat is buiten, maar vooral ook binnen te ervaren. De compositie van de gevels is rustig en heeft een afwisselende, speelse ritmiek, waarbij de entreezijde meer gesloten is en de tuinzijde meer open. De detaillering van het gebouw is verzorgd. Het staat op een lage, terug liggende plint en heeft een dakrand bestaande uit slechts één plank redwood met daarachter, vrijwel onzichtbaar weggewerkt, de aluminium daktrim. De regenwaterafvoer loopt via de bakstenen kern.
De begane grond en de verdieping zijn in de plattegrond in grote lijnen hetzelfde, maar verschillen in het materiaalgebruik. De vloer beneden is voorzien van wit marmeren stroken van grijs geaderd cristallino, een materiaal dat zowel voor binnen als buiten geschikt is. Deze vloer is ook gelegd op het terras aan de westzijde van het huis wat de verbinding tussen woonruimte en tuin accentueert. De gehele verdiepingsvloer is bekleed met stroken donkergrijze leisteen.
De schijnbaar vrij in de ruimte zwevende, hangende plafonds zijn bekleed met prefab akoestische platen; in de leefruimten wit geverfd en in de keuken donker blauw. De tussenwanden zijn, net als de gevels aan de buitenzijde, een combinatie van horizontaal geplaatste redwood planken (onbehandeld en hier roodbruin gebleven) en glazen wanden en doorlopende glasfriezen gevat in stalen stijl- en regelwerk.
Aan de westzijde bieden een glazen deur bij de keuken en een doorlopende glazen schuifpui bij de woonruimte toegang tot de tuin. Aan deze zijde verlenen de balkons en het dakoverstek bescherming tegen de zon. Aan de binnenzijde bevindt zich naast de tuindeur een met de hand bedienbare zonwering. Al vrij snel is aan de buitenzijde langs de glasfriezen een permanente zonwering aangebracht van wit doek.
De entreehal bestrijkt de volle hoogte van het huis en vangt daglicht door de volledig glazen wand waarin zich de voordeur bevindt. Een steektrap naar de verdieping, gemaakt van wengéhout, is bevestigd tegen de bakstenen kern. Deze kern heeft als enige onderdeel van het huis vier bouwlagen met daarin ondergebracht: de kelder, de begane grond met garderobe en wc, de verdieping met badkamer en wc en de vliering op het dak met de centrale verwarmingsinstallatie. Rechts van de kern (noordkant) en links van de kern (zuidkant) zijn open verbindingen met de tuinzijde waar zich de door Bonnema ontworpen, open keuken bevindt.
Op de verdieping ligt boven de keuken een pantry. De tussenwand die de ruimtelijke eenheid van entreehal/keuken, respectievelijk vide/pantry afscheidt van de ruimten aan de noordzijde is van onder tot boven en over de volle breedte van het huis transparant. De tussenwanden aan de zuidzijde zijn gemaakt van redwood beplanking met glasstroken aan de bovenzijden. De kamers boven: slaapkamer en kamer van de chef de bureau zijn voorzien van een kastenwand met deuren die alternerend aan de ene of de andere zijde open kunnen. De badkamer en de wc’s zijn betegeld met kleine mozaïeksteentjes in wit en zwart.
De grote ruimte aan de noordzijde van het huis was in de fase van het architectenbureau in gebruik als ontvangstruimte/woonruimte voor opdrachtgevers en relaties met een afgescheiden werkgedeelte voor de architect. Boven de ontvangstruimte/woonruimte bevond zich de tekenkamer. De twee ruimten aan de zuidzijde (thans doorgebroken) waren in gebruik als conferentiekamer en kamer voor de secretaresse (bij de keuken). Boven de conferentiekamer lag de slaapkamer van Bonnema en daarnaast was de kamer van zijn chef de bureau.
De entreehal ontvangst/woonruimte zijn uitgerust met hanglampen met bolvormige mat koperen kappen van Scandinavisch design. De vaste verlichting bestaat verder uit een serie downlights weggewerkt in de verlaagde plafonds. In de convectorputten van de centrale verwarming is verlichting weggewerkt die als uplights de glazen puien in de avond aanlichten. Het schakelmateriaal is uitgevoerd in zwart en op verschillende plaatsen zijn lichtsterkteregelaars toegepast, onder andere in de keuken.
Al tijdens de eerste fase werden de verzonken plantenbakken met cactussen in de keuken en rug aan rug in de woonruimte dicht gemaakt. In de entreehal en in het werkgedeelte van de architect stonden aanvankelijk ronde bakken met cactussen. Het werkgedeelte was verder ingericht met een bureau met bureaustoel van Bonnema en twee ‘Tulip chairs’ van Poul Kjaerholm (1960), voor zijn klanten.
Op foto’s van de architectuurfotograaf Jan Versnel, gemaakt vlak na de oplevering, zijn grote delen van de inrichting te zien. Een plattegrond van begane grond en tuin laat zien hoe Bonnema de meubelen in de ruimten positioneerde. Gezien vanaf de glazen wand tussen entreehal en woonruimte plaatste hij links en rechts een drietal lange, lage meubelen: een tafel met zwart granieten blad en twee vlakke, leren banken zonder leuningen (Kjaerholm PK 80 uit 1957). In de zelfde richting lag een hoogpolig, geknoopt vloerkleed waarin een ‘warme gloed van oranje’ waarneembaar was. Op het kleed stonden een leren bank, een ronde glazen tafel met tijdschriftenmand en een aantal mimitafeltjes (Kjaerholm PK 71 uit 1957). De twee leren ‘Lounge chairs’ van het Amerikaanse ontwerpersduo Charles en Ray Eames (1956) zijn altijd in deze ruimte blijven staan, even als de lage, langgerekte tafel.
Voor de foto’s van Jan Versnel klik hieronder:
Leefruimte gezien naar de transparante tussenwand: klik hier!
Gang begane grond gezien naar de verdiepte plantenbak in de keuken: klik hier!
Conferentiekamer gezien naar de achtertuin: klik hier!
Na de verhuizing van het architectenbureau in 1973 werd door Bonnema en zijn partner een aantal wijzigingen doorgevoerd. De conferentiekamer werd ingericht voor Marcella met onder meer een rode bank. Later werd deze kamer en de kamer van de secretaresse doorgebroken en tot een ruime werkkamer voor de architect ingericht. Op de verdieping werd de kamer van de chef de bureau in gebruik genomen als kleedkamer. In de woonruimte waren de kunstpanelen al eerder verdwenen. En de kast in het midden werd omgedraaid om de TV een plaats te geven.
Ook werd de woonruimte in 1998 nog een keer heringericht. Daarbij adviseerde de bekende interieurarchitect Nel Verschuuren die als medeoprichter en partner verbonden was aan Kho Liang Ie Associates. Nel was een goede vriendin; zij heeft de meubels uitgekozen, waaronder een witte bank (Vico Magistretti).
Een deel van de ontwerpen is nog altijd in het huis aanwezig, waaronder het keukenblok en een redwood kast die als roomdivider in de woonruimte staat. Tevens de redwood boekenkasten, het bureau en een vitrinekast in de later doorgebroken kamer op de begane grond.
Voor de foto’s van Jan Versnel klik hieronder:
Leefruimte gezien naar de tuinzijde met doorlopend terras: klik hier!
Leefruimte gezien naar de transparante tussenwand: klik hier!
Leefruimte en werkkamer Abe Bonnema gezien naar de tuinzijde: klik hier!
Werkkamer Abe Bonnema gezien naar de noordoostzijde: klik hier!
Bonnema ontwierp zelf een aantal van de meubelen voor het huis en het architectenbureau: een losstaand keukenblok, een kast voor boeken en grammofoon; tafels, kasten en een tijdschriftenrek voor het architectenbureau. Ook ontwierp hij een drietal kunstpanelen: het bevestigingssysteem voor het ophangen van kunst in de ontvangst/woonkamer. In het huis hingen in de loop der jaren werken van eigentijdse kunstenaars zoals Lei Molin (Icarus), Marthe Röling en de Friese kunstenaar Jan Stroosma.
De overige inrichting bestond uit ontwerpen van tijdgenoten, zoals zitmeubelen van het Amerikaanse ontwerpersduo Charles en Ray Eames en de Deense ontwerper Poul Kjaerholm. Sommige daarvan zijn op de oude foto’s van Jan Versnel te zien, waaronder bovengenoemde zitmeubelen en ook de lange, lage tafel met blad van Zweeds zwart graniet, afkomstig uit meubelzaak Baja in Haarlem. Ook de zwarte boeken- en stellingkasten (Italiaans design van Bonacina) die tegen de glazen wand staan, het kunststof badkamerwandmeubel, de luxaflex in de woonruimte, de vitrage, de rolgordijnen in de keuken met de originele zwengels en de zwarte lampjes zijn afkomstig van het echtpaar Bonnema.
Een aantal van de roerende onderdelen bevindt zich in depot van Vereniging Hendrick de Keyser, de huidige eigenaar van het huis. Hele dierbare meubelen, zoals de glazen werktafel van Abe (naar eigen ontwerp), zijn latere bureaustoel, de ronde salontafel van Kjaerholm en de mimitafeltjes, behield Marcella zelf na zijn overlijden in 2001. Andere stukken werden in 2010 bij Christies geveild. Daaronder bevonden zich naast de zitmeubelen van Kjaerholm en Eames ook meubelen van Marcel Breuer, Le Corbusier/Charlotte Perriand/Pierre Jeanneret en Vico Magistretti.
Bonnema’s ontwerp maakt een sterke visuele relatie mogelijk tussen binnen en buitenruimte. De glazen entreepartij en de glazen wanden die uitzicht bieden op de tuin aan de westkant zorgen voor optimaal oogcontact met de groene omgeving. Daarnaast wordt aan de behoefte aan privacy tegemoet gekomen door de gesloten geveldelen en de oriëntatie van het huis met de woonruimte op de rustige kant van tuin en groenstrook. Het tuinontwerp van Mien Ruys sluit daar naadloos bij aan. Aan de noord- en westkant is de tuin open naar de straat met een grasveld en doorzichten langs de elkaar haaks snijdende hagen die zorgen voor privacy in de tuin. Ook bomen en heesters beschermen tegen inkijk. Later werd nog een haag geplaatst om inloop tegen te gaan.
Het bloementerras met grinttegels en plantvakken, kenmerkend voor het werk van Ruys, sluit aan op het marmeren terras grenzend aan de woonruimte. In het uiteindelijke ontwerp werd hierin nog een rechthoekige vijver opgenomen. De eveneens kenmerkende houten bielzen zorgen voor begrenzing en hoogteverschillen in de tuin. In de belijning sluit het tuinontwerp aan bij het huis en het meubileringsplan.
Het besloten gedeelte van de tuin aan de zuidkant laat een combinatie zien van een bosachtig deel en een symmetrische snijbloemen- en kruidentuin met een palissade van tuinpalen en een ronde fontein. De oude bomen schermen de later gebouwde garage aan zuidkant van de tuin af. Eigenlijk had Bonnema op dat moment geen geld voor de tuinaanleg, maar Ruys wilde de aanleg wel verzorgen toen hij beloofde dat hij haar in het vervolg bij al zijn projecten zou betrekken. Aldus geschiedde, met vele fraaie combinaties van architectuur- en tuinontwerp tot gevolg.
In 1967 schrijft auteur Van der Linden – Nijdam in het tijdschrift De vrouw & haar huis het artikel ‘Een huis bij een boom’. Zij twijfelt als ze bij het huis komt aanlopen omdat ze bang is dat het uit de toon zal vallen vanwege de geruchten over de ‘uitzonderlijkheid’ ervan. Maar zodra ze het huis ziet liggen met in de voortuin een eeuwenoude kastanjeboom denkt ze: ‘dit huis hoort hier’. De trotse vader van Abe, die haar ontvangt, zegt: ’Dat klopt! Toen mijn zoon dit terrein kocht heeft hij gezegd: ik wil bij deze boom een gebouw neerzetten dat nièt stoort.’
Tekst: Barbara Laan
Foto’s: Bert Muller en Jan Versnel
Copyright: SHI/BMbeeld 2025 en Jan Versnel/Maria Austria Stichting 1963
Bronnen
L. den Dulk, Mien Ruys. Tuinarchitect 1904-1999. De complete biografie, Rotterdam 2017, p. 216-21
E.J. van der Linden – Nijdam, ‘Een huis bij deze boom’, De vrouw en haar huis, 61(1967)5, p. 282-285
M. Martin, Abe Bonnema Architect, Rotterdam 1998, p. 38-47
N. Smit, Huizen in Nederland. De negentiende en twintigste eeuw, Zwolle – Amsterdam 2018, p. 422-427
Gesprek met Marcella Bonnema op 3 juli 2025